Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die [91]het woord Zijns knechts bevestigt, en [92]den raad [93]Zijner boden volbrengt; [94]Die tot Jeruzalem zegt: [95]Gij zult bewoond worden; en tot de steden van Juda: Gij zult herbouwd worden, en Ik zal haar verwoeste plaatsen oprichten. 91. Hetwelk Hij door den mond van zijnen knecht Jesaja gesproken heeft, te weten dat Hij de stad Babel door Cyrus zou laten innemen en zijn volk weder in hun vaderland brengen zou. 92. Te weten zijn raad van het wederbrengen van zijn volk uit de Babylonische gevangenschap. 93. Welke zijne boden, de profeten, zijn volk verkondigd hebben en nog verkondigen zullen. 94. Hier verklaart de Heere zichzelven, te kennen gevende van welken raadslag Hij straks gesproken heeft. 95. Te weten na de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, nadat zij zeventig jaar in de as en het puin zeer jammerlijk zou gelegen hebben. 96. Te weten van de verwoeste plaatsen van het land Judea.